Centrale of decentrale noodverlichting

Noodverlichting dient als back-up als de voeding voor de normale verlichting het laat afweten en heeft dus een onafhankelijke voeding. Noodverlichting wordt onderverdeeld in noodevacuatieverlichting en vervangingsverlichting.

Noodevacuatieverlichting helpt mensen bij een calamiteit en de daaropvolgende stroomuitval om de locatie direct te veilig te verlaten, of voordat ze weg kunnen eerst nog een (gevaarlijk) proces moeten afsluiten.

Vervangingsverlichting is volwaardige verlichting die inschakelt bij stroomuitval en zorgt dat normale activiteit onder zo goed als ongewijzigde omstandigheden kunnen worden voortgezet. Hierbij gelden niet in de eerste plaats veiligheidsmotieven, maar technische of economische argumenten.

Noodevacuatieverlichting omvat vluchtrouteverlichting, vluchtrouteaanduiding, anti-paniekverlichting en verlichting voor werkplekken met een verhoogd risico.

  • Vluchtrouteverlichting

    is bedoeld om te zien waar je loopt. Het zorgt ervoor dat vluchtwegen en eventuele obstakels goed zijn te herkennen, zodat een pand op een veilige manier kan worden verlaten. In Nederland moet de vluchtroute met minimaal 1 lux worden aangelicht.

  • Vluchtrouteaanduiding

    is bedoeld om te zien waar je naar toe moet. Het markeert de vluchtroute, is permanent verlicht en is te herkennen aan pictogrammen en kleuren waaruit blijkt hoe een gebouw of bouwwerk kan worden verlaten.

  • Anti-paniekverlichting

    stelt mensen in staat om in geval van calamiteiten een plaats te bereiken vanwaar ze verder gebruik kunnen maken van een vluchtroute. Het minimum verlichtingsniveau voor deze vorm van noodevacuatieverlichting is in Nederland 1 lux.

  • Verlichting voor werkplekken met verhoogd risico

    is er voor de veiligheid van personen die als onderdeel van hun werk verantwoordelijk zijn voor (gevaarlijke) processen of in een gevaarlijke situatie kunnen komen te verkeren. De verlichting stelt hen in staat een juiste afsluitprocedure uit te voeren, zodat de veiligheid van andere mensen in het gebouw niet in het geding komt. Het lichtniveau voor deze toepassing is 10% van de normale verlichtingssterkte met een minimale waarde van 15 lux.

Afhankelijk van waar de energiebron zich bevindt kent noodverlichting twee manieren van energievoorziening: decentraal en centraal.

  • Decentrale noodverlichting

    wordt aangesloten op de normale netspanning. In geval van nood schakelt de armatuur over op een batterij die zich in de armatuur zelf bevindt. Iedere armatuur heeft dus haar eigen energiebron.

  • Centrale noodverlichtingsarmaturen

    worden gevoed door een centraal opgestelde energiebron, een centrale voedingskast. Er worden dus meerdere armaturen op één energiebron aangesloten. Bij netspanningsuitval schakelt de centrale voedingskast over op noodstroomvoorziening.